09 januari 2020 - Het huis van mijn oma

Het huis van mijn oma had vier verdiepingen. In het onderhuis woonde een vrijgezelle neef van oma. Jaap. Zaterdagavond draaide hij plaatjes. De pick-up stond dan op tafel. Ik mocht de plaatjes opleggen. Zelf liet hij de naald zakken. Hij hield van meisjesduo’s, zoals De Zingende Zusjes en De Selvera’s. Jaap zong mee. Buiten stond zijn motor onder een afdakje.

De winkel lag op dijkniveau. In het portiek hing een sigarettenautomaat. Achter een zware deur met een koperen bel en brievenbus was de trap naar de bovenwoning van oma. Een tweede deur, een glazen, gaf toegang tot de winkel. Een goedlopende sigarenzaak. Oma’s passie. Ze was geen huisvrouw. Alleen koken deed ze graag en goed, de rest deed de werkster. Oma was weduwe. Ik was veel bij haar. Als jochie van tien mocht ik al klanten helpen. Niet meneer Kolenbrander, die wilde perse door oma geholpen worden. Iedere week stalde oma, op Kolenbranders verzoek, een tiental verschillende sigarenkistjes uit op de toonbank. Altijd nam hij hetzelfde. Volgens Letty, het winkelmeisje, had hij een oogje op oma.

De verdieping boven de winkel had een voor- en een achterkamer en een pijpenlakeuken. Schuin achter het huis stond de kerk. Ieder half en heel uur gaf de torenklok de tijd aan. Op zondagmorgen werd de kerkklok geluid. Het beierde door het hele huis. ‘God roept,’ zei oma dan altijd. Een machtig geluid vond ik het. Ik zat op de divan en keek door het achterraam naar de toren. Drie keer in het halfuur voor de kerkdienst werd er geluid. Wanneer de klokkenluider het touw los liet, duurde het steeds langer voor de klepel de klok raakte. Het geluid stierf langzaam weg. De stilte erna was enorm.              

‘s Avonds zat ik vaak met oma bij het raam in de voorkamer. We keken naar de mensen die beneden ons over de Pastoriedijk liepen. Op een keer kwam er een beschonken man aanwaggelen. Bij een lantaarnpaal stopte hij. Zwaaiend op zijn benen ritste hij zijn gulp open en waterde met een forse straal. Na omstandig te hebben na geschud slalomde hij verder. Onder de lantaarnpaal glinsterde een donkere vlek. ‘Ik ga morgenochtend eerst aan juffrouw Boon vertellen dat er een dronken man op haar schone stoep heeft gepiest,’ zei oma. ‘Wedden dat ze dan binnen vijf minuten aan het schrobben is.’ Lachend stompten oma en ik elkaar.

Om tien uur dronken oma en Letty koffie in de smalle keuken. Ik kreeg gazeuse. Soms zongen we: Janus, Janus pak me nog een keer. De voornaam van Kolenbrander was Janus. Oma had dan de grootste lol. Als de winkelbel ging rende Letty de trap af naar beneden.

Oma sliep op de bovenste verdieping. Haar slaapkamer keek uit op een hoogstamboogaard. Onder haar bed stond een po. Ook lag er een pook, waarmee ze eventuele inbrekers te lijf kon gaan. Haar oranjeroze korset hing ’s nachts op de overloop over het hekje. 

Ik sliep op de slaapkamer aan de straatkant. Aan de muur hing een tekening van een lachend tienermeisje, dat mijn overgrootvader, die kapitein was, voor oma’s moeder uit Londen had meegebracht. Het hangt nu boven mijn bureau. Op een hoog plantentafeltje stond een lidcactus. Elf van de twaalf maanden stond hij daar. Als de lidcactus bloeide pronkte hij in de woonkamer. Mijn bed stond tegen de buitenmuur. Vlak onder het plafond over de hele breedte was een vijftig centimeter hoog raam. Wilde ik naar buiten kijken dan moest ik op het bed gaan staan. Je zag het dak van het huis van juffrouw Boon. Een van de oudste huizen van Pernis, met een ronde schoorsteen. Als je geluk had schoof achter dat dak de mast van een schip dat op de Maas voer voorbij.

Ik woon nu in een boerenhuis omzoomd met bloemen, waar ik nooit meer weg wil. Maar nergens was ik zo gelukkig als in het huis van mijn oma.

Rijsoord, januari 2020

Ees de Winter


Reacties op Het huis van mijn oma

NaamBericht


Reageer op Het huis van mijn oma

Uw naam
Uw e-mail adres (Wordt niet getoond op de site)
Uw bericht:



<<< Overzicht

Klik op de foto voor ons Jaarverslag 2022 (pdf)

 

Follow PluspuntSenior on Twitter